Kleuren in de kwekerij: Waarom sommige kleuren van planten niet bestaan

image

Wie een kijkje neemt op een gemiddelde kwekerij, ontkomt niet aan een grote golf van groen. Groen is dé kleur van de boomkwekerijsector. Het is niet voor niets dat de grootste sectorgerichte vakbeurs GrootGROENPlus heet. Maar hoe kan dat eigenlijk? Waarom is nu juist groen de kleur die in de natuur zoveel voorkomt? Waarom kunnen we onze tuinen niet opvrolijken met een mooie blauwe Ginkgo? En welke ruimte hebben we wél in het creëren van mooie, kleurrijke planten? Wij gingen op onderzoek uit.

Hoe krijgen planten hun kleur?

In de bladgroenkorrels van planten is het stofje chlorofyl te vinden. Dit is een pigment dat (mede)verantwoordelijk is voor het absorberen van lichtenergie en het omzetten ervan in voedingsstoffen door middel van fotosynthese. Oftewel: het proces waarin zonlicht de groei van planten stimuleert. Chlorofyl neemt wél het blauwe en rode licht van de zon op, maar amper het groene. Dat blijft als het ware ‘over’, wat ervoor zorgt dat planten voornamelijk groen zijn. Natuurlijk is chlorofyl niet het enige pigment in een plant. We kennen bijvoorbeeld ook xanthofylen en flavonoïden. Xanthofylen zijn gele pigmenten die voorkomen in planten en helpen bij het absorberen van lichtenergie. Ze spelen ook een rol bij het beschermen van plantencellen tegen schadelijke uv-straling. Flavonoïden zijn een groep pigmenten die verantwoordelijk zijn voor de kleuren van bloemen en fruit. Ze spelen een rol bij het aantrekken van bestuivers en het beschermen van plantencellen tegen schadelijke uv-straling. Dit kan leiden tot andere kleuren. Misschien ben je zelfs wel eens zilverkleurige planten tegengekomen. Die worden overigens niet gekleurd met zilverpigment; de zilveren gloed wordt veroorzaakt door fijne haartjes die het licht reflecteren. Dit zie je vaak bij schaduwplanten die geen direct licht opvangen. Gebeurt dat onverhoopt wel, dan zorgen de zilveren haartjes voor reflectie van het licht naar andere planten, zodat het blad niet verbrandt.

Aanpassen aan de omgeving

Hoewel het hebben van een specifieke kleur wellicht niet van levensbelang lijkt voor planten, is het absorberen van licht dat wel. En dat hangt wél weer samen met de kleur van een plant. Maar laten we even een stap terugnemen: factoren die de lichtabsorptie in planten beïnvloeden, zijn onder andere de intensiteit en kwaliteit van het licht, de aanwezigheid van andere pigmenten en de gezondheidstoestand van de plant. Planten hebben verschillende kleuren ontwikkeld om zich aan te passen aan hun omgeving en om te communiceren met andere organismen. Zo hebben bloemen bijvoorbeeld felle kleuren ontwikkeld om bestuivers aan te trekken, terwijl bladeren de groene kleur hebben ontwikkeld als een manier om zonlicht te absorberen voor fotosynthese. Omgevingsfactoren, zoals lichtintensiteit, temperatuur, vochtigheid en bodemsamenstelling, kunnen de kleur van planten beïnvloeden. Planten die worden blootgesteld aan hoge lichtintensiteit kunnen een donkerdere groene kleur ontwikkelen om zichzelf te beschermen tegen overmatige lichtenergie. En planten die worden blootgesteld aan koude temperaturen kunnen een paarse kleur ontwikkelen als reactie op stress. Andere omgevingsfactoren, zoals bodemsamenstelling en voedingsstoffenniveaus, kunnen ook invloed hebben op de kleur van planten.

Een tuin met persoonlijkheid dankzij de Kleurencirkel

Maar hoe ga je nu creatief om met die verschillende kleuren in een tuin? Hoe breng je er leven in, persoonlijkheid - zonder voorbij te gaan aan de daadwerkelijke praktische functie van de diverse kleuren? De Bloementuin van Appeltern geeft een mooi voorbeeld met de Kleurencirkel. Deze bestaat uit twaalf kleuren, waarvan zes warme en zes koele kleuren. Warme kleuren variëren van rood en goud tot oranje en doen ons denken aan warme elementen zoals de zon of vuur. Koele kleuren zoals blauw, groen en magenta zijn de tonen van de winter en de nacht en ze doen ons denken aan koele dingen zoals water of gras. Het principe van de kleurencirkel bestaat uit de drie primaire kleuren: rood, blauw en geel. Wanneer deze kleuren worden gemengd, ontstaan de secundaire kleuren: oranje, paars en groen. Naast de primaire en secundaire kleuren in de kleurencirkel, zijn er ook nog de tertiaire kleuren. Deze kleuren ontstaan door een primaire kleur met een secundaire kleur te mengen. Geeloranje, roodviolet en geelgroen zijn hier voorbeelden van. Binnen de plantenwereld heerst een eigen kleurensysteem. Alle effecten hangen af van omringende kleuren en het licht. Bloemen met warme kleuren geven een ander effect dan bloemen met koele kleuren. In de tuin zorgt een groene beplanting ervoor dat alle planten in de tuin met elkaar verbonden worden. De andere kleuren uit de kleurencirkel geven de tuin een eigen persoonlijkheid. Zachte pastelkleuren zorgen voor een rustige uitstraling, terwijl felle kleuren ervoor zorgen dat je tuin levendig en dynamisch wordt.

Herfstkleuren

Per seizoen kan hierin ook nog verschil worden aangebracht, met name in de herfst. In de herfst verkleuren bladeren van bomen en heesters, met dikwijls een ware kleurenexplosie tot gevolg. Het bladgroen, zoals al opgemerkt, één van de voornaamste stoffen, zorgt in de zomer voor de fotosynthese, aanmaak van suikers en zetmeel met behulp van zonlicht en koolzuurgas. Bij hoge temperaturen wordt deze bouwstof regelmatig opnieuw aangemaakt. Met het dalen van de temperatuur in de herfst is dit niet meer mogelijk. De groene kleurstof in de bladeren neemt af en de andere aanwezige, eerder verscholen pigmenten nemen nu de overhand. Voordat de bladeren voorgoed van de bomen vallen, worden de laatste restjes chlorofyl uit de bladeren getrokken en opgeslagen in de takken. De kleurpigmenten die nog resten worden nu zichtbaar en zorgen voor een prachtig herfstpalet. Caroteen kleurt de bladeren oranje, xanthofyl zorgt voor een gele tint, anthocyaan voor rood en tannines voor bruin.

Geen zwarte bloemen

Toch zien we niet alle kleuren terug in de tuin. Als je goed kijkt, ontbreekt zwart bijvoorbeeld altijd. Ondanks inspanningen van veredelaars, hebben we geen zwart pigment om uit te kiezen. Er zijn wel enkele ’zwarte’ bloemen, maar die zijn niet écht zwart. Ze bevatten geen zwart pigment; meestal gaat het dan om heel donkerpaarse, -bruine of zelfs -rode bloemen. En wellicht is dat tot nu toe ook niet nodig geweest. De kleuren die van nature voorkomen, zorgen vaak namelijk voor een ‘special effect’. Zo wees ‘weervrouw’ Helga van Leur al eens naar de Euonymus, de kardinaalsmuts. Als deze paarsroze doosvrucht opensplijt, steken de gele bessen eronder er op een indrukwekkende manier tegen af. Zo indrukwekkend, dat Vincent van Gogh dat trucje ook toepaste in zijn schilderij ‘Caféterras bij nacht’, waar hij de sterrenhemel paars kleurde, om het geel van het terras nog warmer en sterker over te laten komen. En waar de gele bessen door de combinatie met paars aantrekkelijker lijken voor vogels, blijven kunstliefhebbers ook nét even iets langer voor dit schilderij staan. De kleuren in de natuur - inclusief het groen - zijn er niet voor niets.

Wat vinden onze deelnemers?

Jelle Havermans van About Plants heeft daar een duidelijk mening over: “Enkel echte nieuwe innovaties zijn interessant, een kleine kleur of vormaanpassing kan zeker een verbetering zijn, maar haal het oude soort daarna dan ook uit de markt. Een echte innovatie, die duidelijk afwijkt van het bestaande qua kleur bladvorm, groeiwijze, of resistentie, doet het vaak goed in de markt, maar moet zich de jaren daarna toch pas echt bewijzen. Het is belangrijk om goed in de gaten te blijven houden hoe de plant zich uiteindelijk in de tuin, balkon of in het openbaar groen manifesteert.” “Het gaat om keuzes maken,” vindt Jelle. “Goede keuzes maken als kweker of handelaar is belangrijk, maar niet altijd simpel met zoveel diversiteit in een bepaald assortiment. Je kunt als kweker niet alles maken. Ik zou zeggen: kies ergens voor en houd je dan vast aan die gekozen lijn. Daarnaast telt er volgens mij tegenwoordig nog een belangrijker punt: is de innovatie te kweken op een verantwoorde manier, of zelfs zonder het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?”

Minier Professional Solutions, uit Beaufort en Anjou (F) werd opgericht in 1838, in de Anjou, die ook wel bekendstaat als ‘de tuin van Frankrijk’. Inmiddels is het areaal van Minier gegroeid tot meer dan 300 hectare, met daarbij nog een uitzonderlijke plantencollectie, nuttig voor het creëren van nieuwigheden. Het milde klimaat, de zomerse warmte en het vruchtbare slib van de rivier de Loire zijn meer dan gunstig voor de productie van rustieke en winterharde planten. Minier biedt een ruime keuze aan bomen, fruitbomen, struiken, coniferen, klimplanten, bamboes en grassen. Hun specialiteiten zijn Hibiscus, Hydrangea, Magnolia, Syringa en Wisteria. Elk jaar worden 4 miljoen gevormde planten en 10 miljoen jonge planten over heel Europa verstuurd, en ook naar de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Japan.

Het belang van selectie

“Sinds de mens zich vestigde en de landbouw begon, is de productie verbeterd door soorten en klonen te selecteren,” zegt Olivier Pallussière. “Hetzelfde fenomeen zien we nu al enkele eeuwen in de sierteelt. Iedereen waardeert het innovatieniveau van een plant volgens zijn eigen criteria: een kweker wordt aangetrokken door vegetatieve kwaliteiten of weerstand tegen ziekten, terwijl de eindklant vooral wordt aangetrokken door een aantrekkelijke vorm of kleur. Het is daarom belangrijk om een onderzoeksfocus vast te stellen bij het uitvoeren van hybridisatie- en selectiewerk. Deze doelstellingen kunnen variëren afhankelijk van de planten waarmee we werken: bloemkleur en -grootte, plantvorm, bloei in het eerste teeltjaar, potproductie, enz. Tijdens het selectieproces kan met deze talrijke criteria rekening worden gehouden om een nieuwe plant te definiëren en ze moeten worden vergeleken met bestaande variëteiten om een kritische blik te behouden. Het is belangrijk om voortdurend nieuwe variëteiten aan ons assortiment toe te voegen om de kwaliteit en esthetiek van onze planten te verbeteren en zo de markt te stimuleren. “En,” zo voegt Olivier Pallussière toe, “Laten we niet vergeten dat de eerste vraag van klanten altijd dezelfde is: ‘Wat is er nieuw?’”

Van Vliet New Plants uit Stroe, is gespecialiseerd in de introductie, exploitatie en het management van nieuwe plantensoorten die beschermd zijn met kwekersrecht. Als een kweker voldoende overtuigd is van de potentie van zijn nieuwe soort, dan heeft hij de mogelijkheid om dit verder op de markt te brengen via een daarin gespecialiseerd bedrijf, zoals Van Vliet New Plants. Na het afsluiten van een testovereenkomst wordt dan een aantal planten uitgezet bij gespecialiseerde kwekers in het netwerk. Gedurende een bepaalde periode (meestal 2 jaar) testen zij de plant op z’n kwaliteiten om er een goede beoordeling over te kunnen geven. Als de plant de testperiode goed doorgekomen is, kan er kwekersrecht aangevraagd worden. Dit kan per land, per continent (Europa bijvoorbeeld) of voor de hele wereld. Aangetoond moet dan worden dat de plant voldoet aan alle eisen met betrekking tot nieuwheid, onderscheidbaarheid, uniformiteit en bestendigheid. Zodra een nieuw ras is gelanceerd, is het belangrijk om het ras continu te beheren en te zorgen dat het in de publiciteit komt. “Het heeft geen enkele zin om de markt te overvoeren met nieuwigheden,” zegt Sander van Vliet. “Het moet gaan om noviteiten, die echt een bijdrage leveren aan het sortiment. Veel kleine mutaties zijn vaak toevalstreffers, waarbij je goed moet nadenken of de markt op die mutatie zit te wachten. Want ook bij noviteiten gaat het om inspelen op de interesse van de markt. Een compleet nieuwe kleur is zeker interessant, maar zaken als resistentie, onderhoudsarm, compacte groeiwijze zijn ook zaken die van belang zijn.”

Namens Vakbeurs GrootGroenPlus: Erik Bastiaensen, bestuurslid

“ Dat groen niet één kleur is, maakt de boomteelt wel duidelijk! Maar welke kleuren zien we nog meer en waarom? Ook enkele deelnemers aan de vakbeurs laten hun licht hierover schijnen en bekennen kleur…”

image
image
image